Als uw vader of broer prostaatkanker heeft is uw kans op het krijgen van prostaatkanker maximaal twee keer zo groot in vergelijking met een man zonder familieleden met prostaatkanker, vooral indien dit familielid jonger dan 60 jaar was op het moment dat de kanker werd vastgesteld.
Prostaatkanker komt veel meer voor bij mannen boven de 55. Als de ziekte wordt gevonden in een vroeg stadium kan deze vaak makkelijker genezen worden en reageert de kanker goed op de behandeling. Het is vaak mogelijk om vroegtijdig een kanker op te sporen door de waarde van de prostaat specifiek antigeen (PSA) in het bloed te testen.
Uw arts zal ook een rectaal onderzoek uitvoeren (DRE). Als een van deze twee tests abnormaal is, dan is het waarschijnlijk dat verder onderzoek nodig is om te zien of er sprake is van prostaatkanker.
Maak een weloverwogen keuze voor het ondergaan van een PSA-test
Bij vroege opsporing wordt u getest op een ziekte terwijl u daarvan geen symptomen heeft. U denkt misschien dat het ondergaan van de PSA-test juist is op een moment dat u nog geen symptomen heeft. Maar zo simpel is het niet. (meer)
Dit is het moment waarop de Prostaatwijzer van hulp kan zijn. Voordat u besluit om de testen te ondergaan, kunt u lezen over de voor- en nadelen, en dit verder bespreken met uw huisarts.
Als u jonger dan 50 bent en geen klachten heeft, is het onwaarschijnlijk dat uw arts de PSA-test laat uitvoeren, zelfs indien u daarom vraagt. Alleen als u familieleden heeft met prostaatkanker – op een jonge leeftijd – zou een PSA-test zinvol kunnen zijn.
Het risico van overdiagnostiek
U heeft kunnen lezen in de media over de resultaten van de Europese gerandomiseerde studie naar de waarde van vroege opsporing van prostaatkanker (ERSPC) – ’s werelds grootste studie naar vroege opsporing van prostaatkanker die heeft plaatsgevonden gedurende de afgelopen 15 jaar.(meer) De ERSPC studie wijst erop dat vroege opsporing met een PSA-test kan leiden tot een vermindering van de sterfte aan deze ziekte met bijna een derde. (meer)
Dit onderzoek vond ook dat vroege opsporing naar prostaatkanker de kans op “overdiagnose” vergroot. Het probleem bestaat dat de kankers die door vroege opsporing gevonden worden vaak zo langzaam groeien dat ze waarschijnlijk nooit ernstige klachten zullen veroorzaken. Dit wordt ‘indolent’ genoemd. Deze kankers zijn niet levensbedreigend. PSA is een nuttige test, maar de test heeft zijn beperkingen. Als er kanker bij u wordt vastgesteld, kan de hoogte van het PSA niet aangeven hoe agressief de kanker is. Daarom kan het zo zijn dat uw arts weet dat u kanker heeft – maar niet hoe agressief deze is.
Deze onzekerheid omtrent het beloop van uw kanker heeft invloed op de behandeling die u aangeboden wordt en dit is waarom eerst gesproken moet worden over de gevolgen van de PSA-test terwijl er geen symptomen of andere risicofactoren zijn.